Zoals u wellicht weet heeft vrijwel elke verandering in uw leefomstandigheden invloed op een ziekte als diabetes. Op reis gaan is zo’n verandering. Reizen heeft direct invloed op het bloedglucosegehalte, of u nu een verre reis maakt of dichtbij huis blijft. Denkt u bijvoorbeeld aan vakantiestress, de extra inspanning of juist ontspanning, andere eetgewoontes en jetlag. Het is dus belangrijk om in de voorbereiding en tijdens de reis daarmee rekening te houden. Diabetes hoeft uw plezier immers niet te bederven.
Neem in uw handbagage het volgende mee:
• Voldoende insuline, insulinepennen en naaldjes
• Gebruikt u een insulinepomp, neem dan een reservepen mee.
• Genoeg bloedglucoseverlagende tabletten
• Bloedglucosemeter en teststrips
• Glucagon)
• Extra koolhydraten (zoet fruit, druivensuiker, zoete frisdrank)
• Identiteitskaart
• Doktersverklaring, zodat de douane kan zien dat u rechtmatig injectiematerialen en/of tabletten bij u heeft
• Uw verzekeringspolis
Verdeel twee diabetessetjes (insuline/tabletten, pennen en naaldjes) over uw bagage, maar houd het altijd binnen
handbereik. Als er toch een tas zoek raakt, dan hoeft u niet in paniek te raken.
Als u op reis gaat naar warme of koude streken, moet u er rekening mee houden dat uw insuline bij extreem lage en hoge temperaturen de werkzaamheid verliest. Specifieke informatie over de houdbaarheid van uw insuline kunt u terugvinden in de bijsluiter. Insuline is gevoelig voor extreme temperaturen.Wees er dus op bedacht dat u
tijdens uw reis de insuline goed opbergt. In warme landen kunt u insuline het beste als volgt bewaren:
• In een koelbox (pas op, leg insuline NIET tegen de koelelementen)
• In een isolerend koeltasje
• Tussen handdoeken
• In een thermosfles met wijde opening
• Buiten direct zonlicht
Bewaar insuline in ieder geval niet in de kofferruimte of het handschoenenkastje van een in de zon geparkeerde auto.
Op wintersport? Bewaar in koude landen insuline voor de betreffende dag dicht op het lichaam. U voorkomt zo dat de insuline bevriest en de werkzaamheid verliest. Ook glucagon, de bloedglucosemeter en strips mogen niet te koud worden.
Wat moet u doen bij (lange) vliegreizen?
Als u een lange vliegreis gaat maken, krijgt u te maken met een tijdsverschil waardoor uw reisdag langer of korter wordt. U zult dus uw insulineschema moeten aanpassen, als u niet ontregeld wilt raken. Laat uw arts of diabetesverpleegkundige een insulineschema voor onderweg opstellen, maar houd tot de vertrekdatum uw huidige injectieschema aan. Zet op de dag van vertrek uw horloge gelijk met de lokale tijd van uw reisdoel.
Controleer tijdens en vlak na de reis regelmatig uw bloedglucosegehalte. Neem voor onderweg ook wat te eten
mee, zodat u niet afhankelijk bent van het tijdstip waarop het eten wordt geserveerd en van de hoeveelheid energie die de maaltijden bevatten. Houd uw insuline, bloedglucosemeter en glucagon altijd binnen handbereik zodat u er altijd over kunt beschikken. Stop insuline nooit in uw koffer, want in het bagageruim daalt de temperatuur sterk. Bevroren insuline heeft geen werkzaamheid meer. Op een reisdag waarbij tijdsbarrières worden overbrugd is het niet verstandig te streven naar hele goede (lage) bloedglucosewaarden. Mede door de veranderende omstandigheden, kan de kans op een hypoglykemie dan groter zijn dan normaal. Iets hogere bloedglucosewaarden tijdens de reisdag kan geen kwaad, zeker omdat het een kortere periode betreft.
Reist u alleen? Vertel dan de reisleider of medepassagiers over uw diabetes en waar ze op moeten letten.
Informeer ook de purser of stewardess en vraag hun medewerking met betrekking tot de maaltijden.
Waar u ook bent, zorg dat u het volgende altijd bij u heeft: diabetesmedicatie, s.o.s-kaart, doktersverklaring, telefoonnummers van uw arts en van de 24 uur bereikbare telefonische hulpdienst van de
DVN: +31 (0)33 46 30 566.
Luieren in de zon? Let dan ook goed op uw bloedglucosegehalte. Door de warmte wordt insuline beter opgenomen, met kans op een hypo. Daarnaast werkt minder stress ook bloedglucoseverlagend. Uw bloedglucose extra meten is dus altijd verstandig.
Een andere omgeving gaat vaak gepaard met andere eet- en drinkgewoontes. Vaak weet u wel hoeveel koolhydraten u eet, maar eten op andere tijdstippen betekent dat u moet schuiven met uw insuline-injecties of bloedglucoseverlagende tabletten. Overleg hierover met uw arts of diabetesverpleegkundige.
Eet om hygiënische redenen niets van straatkraampjes en vermijd koude buffetten en salades. Drink bij voorkeur uit blikjes of flesjes die u zelf heeft geopend. Op reis zult u misschien meer alcohol drinken, maar vergeet niet om er iets bij te eten, anders vergroot u de kans op een hypo. Drink alcohol dus voornamelijk tijdens de maaltijd.
Meer weten?
Natuurlijk kunt u voor meer informatie terecht bij uw (huis)arts, diabetesverpleegkundige,
praktijkondersteuner of apotheker.